- ongelijk
- ongelijk1{{/term}}〈het〉1 tort 〈m.〉♦voorbeelden:1 iemand ongelijk geven • donner tort à qn.ongelijk hebben • avoir tortin het ongelijk zijn • être dans son tortde feiten stellen hem in het ongelijk • les faits lui donnent tort————————ongelijk2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 〈bijvoeglijk naamwoord〉 inégal; 〈bijwoord〉 inégalement
Deens-Russisch woordenboek. 2015.